De grote stad en het kleine dorp
Vergeleken bij de oude stad
noemt men “Boriff” soms een gat
al dateren bei’ van eeuwen her
Vergeleken bij de oude stad
noemt men “Boriff” soms een gat
al dateren bei’ van eeuwen her
’s Morgens vroeg, half zeven
geruisloos wekt ‘t licht het leven.
Ga je mee? Heb je even?
Held’re stemmen, roze wangen.
Opgetogen, niks achter de pc gaan hangen,
Slépen met die hap!
grauw zijn – voor even nog – de dagen,
en grijs is opnieuw ons waterland.
moddersporen op de mat..
Er stond laatst, voor heel ons land – en ook daarbuiten –
een zeer Belangrijke Conclusie in de krant.
’t Donderde de hele dag
her en der een harde slag.
Vèr- af soms, maar ook wel dichterbij.
De poes klampte zich stevig vast aan mij.
De tweede sloop hologig rond..
beefde daar de grond?
In onze uitgestrekte weiden
Lagen eeuwenlang de koeien op hun zijde
Kalm herkauwend
Het zijn de straten
niet
die met je praten.
Het zijn de auto’s en de bussen
niet
waarmee je ooit zult kussen.
Met schrijnend hart ging ik in volle zon.
naar de oude Vredehof.
Waar weer eens een begrafenis begon.
Soms denk ik wel
Wie wil straks naast mij staan?
En.. wie wil meegaan
met jou?…………
Welke halve zool
draagt nu nog een kamizool?
Wie bewaart misschien een wambuis
in zijn kluis? ………
De regen ruist in stromen;
wilde wind fluit door de bomen.
Appels, peren roeflen naar beneden…….